Afbeelding
Foto: Pedro Sluiter

Geen aankoop Joods bezit tijdens bezetting, maar daarna wel ‘oorlogskoper’

· leestijd 3 minuten Algemeen

ZWOLLE – In 2020 kwam het nieuws naar buiten dat de Zwolse fietsenhandelaar en NSB’er Johan Geerink tijdens de Duitse bezetting zijn joodse buurman Izaac de Leeuwe had verraden en diens huis ver beneden de marktwaarde had verkocht. Het riep in Zwolle allerlei vragen op, ook over de rol van het gemeentebestuur in die tijd. Een onderzoek van Meta Huijmans namen de NIOD (instituut voor Oorlogs- Holocaust- en Genocidestudies) heeft naar voren gebracht dat de gemeente geen panden uit Joods bezit heeft gekocht, maar wel een faciliterende rol heeft gespeeld. Het rapport werd vorige week aangeboden aan de gemeenteraad en aan burgemeester Peter Snijders. 

(door Gerard Meijeringh)

De Zwolse gemeenteraad gaf in 2021 opdracht aan Het NIOD (Instituut voor Oorlogs- Holocaust- en Genocidestudies) om het bestuurlijk beleid van de gemeente Zwolle ten aanzien van Joodse slachtoffers te onderzoeken. Meta Huijsmans ging zich met het onderzoek bezighouden. Zij kreeg de opdracht een breed vierjarig onderzoek te doen naar onteigening, doorverkoop, ingebruikname en rechtsherstel van Joods bezittingen in de stad in de historische context van de bezetting en de periode daarna, en in het bijzonder naar de rol van de gemeente hierin. 

Klankbordgroep

Daarbij was er een adviserende rol weggelegd voor een Maatschappelijke Klankbordgroep (MKG), bestaande uit burgemeester Peter Snijders, Jaap Hagedoorn (voorzitter Stichting Voorbestaan synagoge en voorzitter stichting Zwolse Stolpersteine), Martin Hemmink (directeur Hanzestrohn en penningmeester Stichting Stolpersteine), Ingrid Petiet (voorzitter Joodse Gemeente Zwolle), Zwolse raadslid Jacob Raap en Vincent Robijn (directeur Collectie Overijssel). Liselotte Bredie (beleidsadviseur en Representatie bij de gemeente Zwolle) verzorgde de ambtelijke ondersteuning bij het onderzoek. 

Verschillende burgemeesters

In de bezettingstijd had Zwolle verschillende burgemeesters. Arnoldus van Walsum was burgemeester in Zwolle toen de Duitsers binnenvielen. Hij ging confrontaties met de bezetter niet uit de weg en werd al op 26 juni 1940 eervol ontslagen. Vervolgens kwam waarnemend burgemeester Gustaaf Adolfs Strick van Linschoten. Op 16 september 1940 werd Maurits van Karnebeek benoemd tot burgemeester. Voor hem was het schipperen tussen de opdrachten van de bezetter en de belangen van de inwoners. Dat werd naarmate de oorlog vorderde steeds moeilijker. Van Karnebeek tekende protest aan tegen razzia’s en probeerde de invoering van bepaalde maatregelen te vertragen. Soms moest hij meewerken om erger te voorkomen, maar de maatregelen van de Duitsers werden steeds barbaarser. Zo voldeed hij aan het verzoek van de Orstkommandant om met een overzicht te komen van alle panden in joods bezit in Zwolle. Vervolgens ontstond een grootschalige roof op joods bezit door de bezetter. 

Van Karnebeek probeerde de arrestatie van joden door de gemeentepolitie en de marchechaussee te voorkomen, maar dat was niet tegen te houden. Uiteindelijk trok hij in 1944 een grens. De bezetters eisten dat de burgemeester 700 man tussen de 17 en 55 jaar zou leveren voor de bouw van verdedigingswerken bij de IJssel. Van Karnebeek weigerde en dook onder. Hij werd op 11 oktober 1944 ontslagen. 

Op 16 november 1944 werd Adriaan Meerkamp van Embden aangesteld als burgemeester. Hij had NSB-sympathieën, maar stelde geen NSB’ers aan en ontsloeg geen gemeentepersoneel. Op 14 april 1945 werd hij gearresteerd. Op dezelfde dag kwam Van Karnebeek terug en pakte de rol van waarnemend burgemeester op. Op 1 november 1945 kreeg hij eervol ontslag. 

Diepe gedachten

De huidige Zwolse burgemeester Peter Snijders is onder de indruk van het rapport. “Ik heb wel eens gedacht. Waar sta jezelf als je voor zo’n dilemma staat? Wat doe je? Wat zijn je normen en waarden? Het heeft bij mij tot diepe gedachten geleid.” 

In het rapport komt duidelijk naar voren dat de gemeente Zwolle geen panden uit joods bezit heeft gekocht tijdens de bezetting. Wel werd door wethouder Nantko Schanssema een pand gekocht in mei 1943. Er is niets gevonden dat erop wijst dat gemeente Zwolle na de oorlog naheffingen van erfpacht en andere lokale belastingen of boetes heeft doorgevoerd bij joodse overlevenden. Tijdens de oorlog profiteerden de Duitse bezetter, oorlogskopers, makelaars en notarissen van de situatie waarin joodse huiseigenaren ontrecht werden. Het gemeentebestuur en ambtenaren waren op de hoogte en namen volgens het rapport een ondersteunde houding aan. 

‘Oorlogskoper’

Ook was het zo dat de gemeentebestuur in de eerste naoorlogse maanden op verzoek van de gemeentepolitie besloot om het perceel Praubstraat 1-3 te huren voor de uitbreiding van het politiebureau. Later werd het gekocht. Het perceel was eigendom van de joodse bakker David Spanjar. Daarmee ontpopte het gemeentebestuur zich als ‘oorlogskoper’. “Het bestuur was op de hoogte dat Spanjar afwezig was en heeft hiervan geprofiteerd. Daarnaast kan de manier waarop de gemeente in de periode 1945-1956 aandrong op verkoop van het perceel, terwijl de vererving en daarmee het rechtsherstel nog niet rond was, als zakelijk bestempeld worden”, zo staat te lezen in het rapport. Ook opvallend is de kille ontvangst die overlevenden kregen toen ze terugkeerden in Zwolle. 

Tonen aan gemeenschap

Burgemeester Snijders vindt het onderzoek van groot belang. “Het is ontzettend belangrijk dat dit nu op tafel ligt en stukje Zwolse geschiedenis zichtbaar is geworden. Het is belangrijk om dit te laten zien en aan de gemeenschap te tonen. Dat doen we door middel van dit rapport en we kijken ook naar hoe we het verder zichtbaar kunnen maken voor de komende jaren, zodat alle mensen in Zwolle daar kennis van kunnen nemen. Denk bijvoorbeeld aan museum ANNO. Niet iedereen zal dit rapport lezen.”

Ingrid Petiet, voorzitter van de Joodse Gemeenschap, is blij met het NIOD-rapport van Meta Huijsmans. “We zijn ontzettend blij dat Zwolle zo’n diepgaand onderzoek heeft laten doen en niet een ander type onderzoek als in andere gemeenten. “Dit doet veel meer recht aan wat er is gebeurd.”

Volgens Petiet was er bij diverse andere gemeenten geen sprake van historisch onderzoek. “Daar is alleen onderzocht of de gemeente onterechte belastingen heeft geheven en panden heeft gekocht. Dat is alles. Eén facet wordt eruit gelicht, maar de hele context wordt niet meegenomen. De NIOD wil alleen maar contextuele onderzoeken doen, anders spelen wij geen rol.”

Gerard Meijeringh